Wij woonden op de Proosdijweg 57....
Het huisje dat we bewoonden staat er nog maar
er is veel aan veranderd. Je kwam binnen in een gang, rechts was de woonkamer en via de
kamer kwam je in de grote keuken. Daar stond een withouten tafel met houten
stoelen. Er
was een lemen vloer, geen vloerbedekking, geen tegels. In de keuken was een trap naar een
verdieping. Daar waren twee slaapkamers, een voor vader en moeder en een voor de
meisjes.
De jongens sliepen op zolder, zo onder de dakpannen. Dat was 's winters hartstikke
koud!
We hadden geen dekens en daarom legden we dan onze overjassen over ons heen die we de
volgende dag weer moesten aantrekken. We hadden geen matrassen maar
strozakken. Als we die
een tijdje gebruikt hadden waren ze helemaal plat. We gingen dan naar boer Crijns
tegenover ons en vulden voor 15 cent de zakken met vers stro. Op die manier had je er weer
een half jaar plezier van en bovendien sliep je er zalig op!
Uit een kranteninterview met Sjeng Stokbroekx over 'Kind zijn in 1925'. |